Overslaan en naar de inhoud gaan
x
Lennert Wouters met gezin

Expatgezin in Taiwan

Jan De Nul is een gekende naam in Belgische huishoudens. Het Belgische familiebedrijf is internationaal één van de marktleiders wat betreft baggerwerken. Als je graag een internationale carrière wil, ben je hier aan het juiste adres. We interviewen Lennart Wouters, een ingenieur die momenteel met zijn gezin in Taiwan woont en werkt en al zeven jaar voor Jan de Nul werkt.

Carrière

Zoals zovele werknemers bij een baggerbedrijf, werkte Lennart aanvankelijk telkens twee maanden achtereen met daaropvolgend een maand vakantie. Na ervaringen in Zweden en Argentinië belde zijn baas hem om te vragen of hij een project in Brisbane zag zitten. Meteen kwam ook de vraag of zijn vriendin wilde meekomen en of ze de uitdaging op getrouwde basis wilden aangaan. “Initieel zag ik dit niet direct als een optie gezien mijn vrouw destijds nog aan de slag was bij een rederij. We kregen voldoende bedenktijd maar na een halfuurtje waren we er al uit: we gingen voor het avontuur. De rest is geschiedenis en intussen woonden we al in Australië, Guadeloupe en Frankrijk.

Het feit dat we verbonden blijven aan een Belgische werkgever vinden we van groot belang. Inzake werkethiek, taal en algemene verwachtingen schept dit een structuur die je overal ter wereld meeneemt. Anderzijds is het feit dat onze collega’s uit alle windstreken van de wereld komen, een bewijs dat het geen vereiste is maar dan toch zeker een mooi extraatje. Als werknemer bij Jan De Nul ben je nooit alleen in het buitenland maar telkens als deel van het projectteam. Het is deze combinatie van afwisseling, samenwerking, grote mate van zelfstandigheid en uitdaging die het zo de moeite maakt. Telkens iets nieuws, met nieuwe mensen, intensiteit en stress en de uiteindelijke ontlading wanneer alles op zijn pootjes terecht komt.”

Het project

Lennart is deel van een team van ongeveer 50 mensen dat momenteel voor Jan de Nul aan een offshore windmolenpark werkt voor de nationale energieleverancier Taiwan Power Company (TPC). Als ingenieur werkt hij in een team dat instaat voor de aankoop en installatie van de ondergrondse kabel. De energie die door de windturbines op zee wordt opgewekt, wordt via die kabel getransporteerd naar het vasteland. Niet enkel ingenieurstaken dus, ook het uitwerken en beoordelen van commerciële voorstellen, opvolgen van contractuele verplichtingen, kwaliteitscontroles en toezicht op de werf behoren tot zijn functieomschrijving op het project. Het takenpakket wijzigt in functie van de projectfase.

Het is een pilootproject, want het eerste van zijn soort waarbij de ontwikkelaar volledig Taiwanees is. Het staatsbedrijf TPC telt meer dan 27.000 werknemers en is de prominentste speler op de Taiwanese markt. De energiebevoorrading bestaat momenteel uit steenkool, fossiele brandstoffen en kernenergie en wordt bijna volledig ingevoerd, wat het land zeer afhankelijk maakt. Om deze afhankelijkheid af te bouwen en de groei in consumptie van energie op te vangen, richt het land zijn pijlen nu op hernieuwbare energie en ontwikkelde het een vierjarenplan dat in eerste instantie vooral focust op windenergie.

Jan De Nul haalde samen met consortiumpartner Hitachi de opdracht binnen om 21 windturbines op zee te bouwen (een project met een waarde van ongeveer 700 miljoen euro). Dit project omvat het volledige ontwerp, de fabricatie en de installatie van alle funderingen, het leveren en leggen van de off- en onshore kabels, het upgraden van de elektrische installaties en het transformatorstation en het plaatsen van de windturbines, evenals het onderhoud voor een periode van vijf jaar.

Een bijzonder aspect van het ontwerp is dat de funderingen en windturbines bestand moeten zijn tegen tyfoons en seismische belastingen. Taiwan ligt immers in de “Ring of Fire”, een hoefijzervormig gebied rondom de Stille Oceaan dat bekendstaat om het veelvuldig optreden van aardbevingen. Hitachi ontwierp hiervoor een speciaal soort windturbine met “downwind rotor’. Door de benedenwaartse configuratie wordt de windbelasting verlaagd en ondervindt de windturbine geen impact van zijwinden, zelfs bij een tyfoon.

Werken in een internationaal team

“Ik werk in een team van om en bij de 50 mensen, waarvan de helft expats en de helft lokaal aangeworven werknemers. Deze mix werkt goed en is bovendien broodnodig voor dit project. Omdat het om een staatsopdracht gaat, moet alle officiële communicatie in het Chinees gebeuren en worden ook de bouwplannen in het Chinees opgesteld. Deze taalbarrère mag absoluut niet onderschat worden; het is een stuk moeilijker om een band op te bouwen met je klant en een overtuigende boodschap over te brengen als je na elke zin moet wachten op de tolk.

Ook de bedrijfscultuur is anders. De manier waarop hier beslissingen worden gemaakt, kan je niet vergelijken met de manier van werken in België. Het is een bureaucratisch proces waarbij de kracht van het getal speelt. In het begin schrokken we nogal toen ons team van vijf mensen plots voor meer dan zeventig afgevaardigden van TPC werd gezet, die ons het vuur aan de schenen legden met allerhande vragen.

We merken aan veel zaken dat de offshoreindustrie in Taiwan nog in zijn kinderschoenen staat. De materialentoevoer is er niet op afgestemd en de veiligheidsnormen die we gewoon zijn van onze Noordzeeprojecten zijn hier niet gekend en niet vanzelfsprekend. Dat maakt onze job net iets uitdagender.”

Gezinsleven

In maart van dit jaar arriveerde Lennart samen met zijn vrouw Evelyne en hun twee kinderen (1 en 3,5 jaar oud) als eerste gezin op het project. Het gezin heeft al enkele bestemmingen op de teller staan, maar toch was het even zoeken in het begin.

“Dit is onze eerste Aziatische bestemming en we merken meteen een groot verschil in cultuur en gedrag. Ook de taal en het schrift hier vertonen geen enkele overeenkomst met wat wij kennen. Na een vlucht van 12 uur kwamen we aan in een miljoenenstad en waren we een beetje verloren. In het begin zaten we op hotel en het was niet altijd even eenvoudig om gezond eten te vinden dat de kinderen kenden. Maar vergis je niet: we werden hier vanaf dag één zeer gastvrij ontvangen, dat was leuk om te ervaren zo ver van huis. Mensen willen zeer graag met onze twee kleine “wittekopjes” op de foto en doen er alles aan om ons het leven zo aangenaam mogelijk te maken.”

Als gezin de wereld rond, dat is helemaal geen evidentie. Regelmatig maken Lennart en Evelyne de balans op of de keuze om in het buitenland te werken nog steeds de goede is, maar tot nu toe blijven ze positief en enthousiast. “Langs de ene kant kan je samen een flink stukje van de wereld beleven op een manier die anders is dan op reis gaan. Langs de andere kant moet je in een hele sterke relatie zitten, aangezien je vaak enkel op elkaar kan terugvallen. Telkens je op een nieuwe locatie komt, moet je terug je netwerk opbouwen maar tegelijk ook voldoende tijd vinden om je relatie met familie en vrienden in België te onderhouden.” Vooral Evelyne neemt hierin het voortouw. “Ik sta er vaak van te kijken hoe zij al na enkele weken vele contacten heeft opgebouwd en van onze nieuwe woonst al een thuis heeft gemaakt. Het kader dat Jan De Nul hierbij telkens biedt staat deze snelle vooruitgang ook toe. Je krijgt  immers een grote vrijheid in het selecteren van je nieuwe thuis en je wordt bijgestaan daar waar mogelijk.”

Lennart en Evelyne gaan tijdens vakantieperiodes graag terug naar België. “Vanuit Taiwan met twee kleine kindjes is het niet altijd even evident om de verre reis te maken. Maar het is hartverwarmend om te zien hoe blij iedereen weer is wanneer we met familie en vrienden samen zijn. Hoe de kinderen zich na de tweede dag al gedragen alsof het nooit anders is geweest en profiteren van een gezonde dosis verwennerij van de grootouders en andere familieleden. Hoewel iedereen geniet van de tijd in België, begint het na enkele weken toch weer te kriebelen om te vertrekken. Op die manier zijn we altijd aan het genieten van het heden met zicht op iets nieuws. Met een lichte weemoed uitkijken naar wat komen gaat. Het is deze formule die het voor ons allen tot nu zo de moeite maakt.”

Tekst: Anne Cruyt